Een dendrochronologisch onderzoek aan de hand van zestiende eeuws hout dat in Bossche woonhuizen verwerkt is geweest deed de behoefte aan een uitwerking van de historische achtergronden van dit bouwmateriaal ontstaan. Daarbij zouden de herkomst en de verschillende verwerkingsmogelijkheden van hout zoals dat in de betreffende periode in gebruik was, centraal komen te staan. Mij werd gevraagd het terrein voorlopig te verkennen en na te gaan of de aard van het historisch bronnenmateriaal het toestaat een onderzoek op uitgebreider schaal uit te voeren. Gekozen werd voor een opzet waarin voor een beperkte tijdsperiode gezocht werd naar gegevens in de daartoe meest geëigende en toegankelijke bronnen. Deze hebben niet alleen betrekking op de herkomst en verwerkingsmogelijkheden van gekocht of verkocht hout maar onlosmakelijk daarvan tevens op de kwaliteit en kwantiteit van het hout. Het bronnenmateriaal bestaat uit rekeningen van verschillende instellingen te weten:
In principe is ernaar gestreefd het tijdsbestek waarop de rekeningen betrekking hebben te beperken tot zo'n 10 jaar, en wel uit de periode direct vooraf gaand aan het uitbreken van de Opstand. Zeker tijdens de
eerste jaren van de Opstand werden de bouwactiviteiten drastisch teruggeschroefd, en dat liet zijn sporen na in de rekeningen. Voor het Clarissenklooster is van deze gedragslijn afgeweken, omdat juist de jongere rekeningen een aanzienlijke hoeveelheid gegevens blijken te bevatten, verschaft door een zo te zien niet altijd even eerlijke rentmeester. Tot 1555 zijn de rekeningen van de "Rijke Claren" summier en lacuneus. De rekeningen van het Leprozenhuis zijn slechts vanaf 1569/70 ter inzage. Omdat zij, naar gebleken is, waardevolle gegevens verschaffen, is hun afwijkende datering voor lief genomen, wèl zijn zij alleen over een periode van 6 boekhoudkundige jaren geraadpleegd.De voor ons doel interessante posten komen in de rekeningen voor onder het hoofdstuk uitgaven: aan reparaties, "alderhande saecken", bouwmaterialen, timmerlieden e.d., en onder het hoofdstuk inkomsten.
Dit laatste geldt uitsluitend voor de instellingen die bezittingen buiten de stad hadden, waarvan zij gekapt hout verkochten. | 1 |
1989 |
E.F.T. VinkZestiende eeuws Bosch bouwhout: een verkenningGemeentelijk Oudheidkundig Bodemonderzoek 's-Hertogenbosch (GOBH) | Amsterdam / 's-Hertogenbosch 1989 |